Waar andere steden nog maar in de startblokken staan richting de energietransitie, produceren de stad Eeklo, haar inwoners en Ecopower samen al jaren groene stroom via windturbines. Vormingplus Gent-Eeklo had een interessant gesprek met onze projectingenieur Jan De Pauw over ons klimaat, warmtenetten en - uiteraard - windturbines.
Tekst door Sanne Stassijns, beeld van Sophie Nuytten. Het artikel verscheen origineel hier.
In de strijd tegen de klimaatverandering wil Europa dat gemeenten hun burgers actief betrekken bij de energietransitie. Maar daar waar andere gemeenten pas in actie schieten, is Eeklo met energiecoöperatie Ecopower al meer dan twintig jaar voortrekker. Vijf coöperatieve windturbines produceren er groene, Belgische energie dankzij lokaal draagvlak én de knowhow van projectingenieur Jan De Pauw. “Vlaanderen moet tegen 2030 maar liefst 1000 windturbines bouwen, wij willen ze allemaal plaatsen.”
“In 1999 wou het stadsbestuur van Eeklo iets nuttig doen met de gunstige ligging van Eeklo voor windturbines. Men wou windturbines bouwen op publieke gronden, zodat dat men ook inkomsten kreeg uit de sterke windstromen die eigen zijn aan het Meetjesland. En omdat de wind van iedereen is, moest iedereen de kans krijgen om hieraan deel te nemen. De stad maakte een windplan op en besliste om zéker geen windturbines te plaatsen in woon- en natuurgebieden. Toen het bestuur moest kiezen voor een projectontwikkelaar, waren de belangrijkste criteria burgerparticipatie en een goed communicatieplan. Ecopower werd als beste uit de lijst gekozen en heeft zo in 2001 in Eeklo de eerste coöperatieve windturbine in Vlaanderen gebouwd. Toen ik als inwoner van Eeklo naar de eerste infovergadering voor inwoners ging, was ik meteen verkocht door het coöperatief model van Ecopower. Want ze zeiden: ‘De windturbine die we gaan bouwen wordt een turbine van jullie allemaal’.
Toen Europa vervolgens de energiemarkt vrijgaf en iedereen energie kon produceren en verhandelen, kon de stroom ook echt verdeeld worden onder de coöperanten. Zo is Ecopower een coöperatieve leverancier geworden: de stroom die we samen als coöperanten produceren, kunnen we ook samen afnemen.
Als het gaat over hernieuwbare energie, dan wil Eeklo de bevolking zoveel en zo nauw mogelijk betrekken. En dat is de reden waarom hernieuwbare energieprojecten hier altijd gewerkt hebben. Ecopower levert aan bijna 2% van de Vlaamse huishoudens, in Eeklo is dat meer dan 5 procent. En toch is het draagvlak groot. Mensen zijn immers niet verplicht om coöperant te worden of stroom af te nemen, maar hebben altijd de kans om deel te nemen.”
In wat verschillen jullie van grote groene stroomleveranciers zoals Engie en Luminus?
“Wij zijn geen commerciële maar een coöperatieve leverancier, wij doen aan deeleconomie: Wij delen de energie die we samen produceren onder de leden en geven hen de kans om groene stroom aan een faire prijs af te nemen. Bij commerciële leveranciers is stroomlevering een businessmodel om winst te maken die naar de aandeelhouders gaat. En dan willen ze natuurlijk zo duur mogelijk hun elektriciteit verkopen, terwijl wij net zo goedkoop mogelijk willen gaan.”
“Telkens wanneer we ergens een project realiseren zoeken we actief nieuwe coöperanten uit de omgeving. Zo wordt het letterlijk hun energieproject.”
Hoe word je coöperant bij Ecopower?
“Je wordt coöperant door minstens 1 coöperatief aandeel te kopen. Bij ons is dat 250 euro. We hebben dat destijds vastgelegd. Het moest een bedrag zijn dat groot genoeg is om er eens over na te denken maar niet té groot zodat er een drempel ontstaat. Wat opmerkelijk is: Ecopower heeft 60.000 leden, maar 70 procent heeft slechts 1 aandeel en 80 procent van de leden neemt stroom af. Dus overgrote meerderheid ziet Ecopower niet als beleggingsproduct om dividend op te strijken, maar als toegang tot hernieuwbare energie uit eigen streek. Als er winst overschiet, komt er een bescheiden dividend uit, 2 à 3 procent. Je hoeft trouwens niet in Eeklo te wonen om coöperant te kunnen worden! Telkens wanneer we ergens een project realiseren zoeken we actief nieuwe coöperanten uit de omgeving. Zo wordt het letterlijk hun energieproject.”
Jullie zijn met Ecopower ook bezig aan een project waarbij jullie warmte, die ontstaat via afvalverbranding, willen verspreiden naar omliggende bedrijven en inwoners. Hoe ver staan jullie daarmee?
“Klopt, dat is een nevenproject van de coöperatieve windturbines aan de verbrandingsoven. Eeklo vond het belangrijk dat degene die de windturbines daar mocht bouwen, ook zorgde voor een meerwaarde voor de stad en bevolking. In plaats van de warmte in de lucht te blazen, wilden wij van Ecopower kijken of we die restwarmte niet konden gebruiken om gebouwen mee te verwarmen. In Denemarken doen ze dat al decennialang. En wat bleek? Er zit voldoende energie in die restwarmte om alle gebouwen op grondgebied van Eeklo te verwarmen. Het warmtenet is ondertussen aanbesteed aan ‘Warmteneteeklo’ (consortium Ecopower-Veolia) mét burgerparticipatie, we hebben een detailstudie gedaan en ons masterplan neergelegd en wachten nog op de goedkeuring van ons subsidiedossier door de nieuwe regering.
“In plaats van de warmte uit afvalverbranding in de lucht te blazen, wilde Ecopower kijken of die restwarmte niet gebruikt kon worden om gebouwen mee te verwarmen.”
In fase 1 willen we alle bedrijven op het bedrijventerrein voorzien van warmte. Naast het stadskantoor, dat we in 2021 al van warmte willen voorzien, zal onze eerste grote klant het nieuwe ziekenhuis AZ Alma zijn. De grote bedrijven stappen volop mee in het verhaal; ze hebben meestal zelf een duurzaamheidsplan en snappen dat aansluiten op een warmtenet een grote impact zal hebben op hun duurzaamheid. De kleinere bedrijven kijken vaak nog alleen maar naar de prijs. Ze willen dat het veel minder kost dan wat ze nu betalen voor aardgas of stookolie, terwijl het warmtenet evenveel zal kosten. Een aantal spelers zijn moeilijk te overtuigen. Hun vertrouwde ketel moet weg, ze zijn afhankelijk van een buis die door de straat loopt waar warmte uit komt... Ze zijn dit voor warmte niet gewoon en dat merk je ook.
In een tweede fase zullen ook de burgers kunnen aansluiten, dan trekken we het warmtenet door tot in het centrum van de stad. Hun bezorgdheden zijn weg van zodra ze wisten dat ze niets gingen moeten investeren (Warmteneteeklo neemt alle installatiekosten op zich, nvdr.) en dat we ook back-up voorzien voor periodes met weinig restwarmte. Ze komen zelfs bij ons aankloppen met de vraag: ‘Wanneer komen jullie bij ons in de straat? Mijn ketel is verouderd en als ik me nu bij jullie aansluit, gaat me dat niks kosten.’” (lacht)
Er is vandaag veel aandacht voor het klimaatthema, maar ook veel discussie rond het feit of het beleid de juiste maatregelen neemt. Hoe schat jij de huidige situatie in?
“We zitten in Vlaanderen met twee snelheden: Nu steeds meer gemeenten het burgemeesterconvenant ondertekenen (een contract met Europa waarin ze beloven om tegen 2030 40 procent minder CO2 uit te stoten op het grondgebied, nvdr.) beginnen ze ,a te denken hoe ze samen met de bevolking de uitstoot kunnen reduceren. Dat kan op twee manieren: minder verbruiken én lokaal meer hernieuwbare energie produceren. In dat laatste geval komen ze snel bij een samenwerking met burgercoöperaties uit. Daar waar burgemeesters twintig jaar geleden al naar Eeklo kwamen kijken maar uiteindelijk niets deden, staan ze nu weer in de rij om er effectief iets mee te doen.
Europa reikt nu zelfs een kader aan met ondersteuningsmaatregelen voor ‘energiegemeenschappen’ waarin burgers centraal staan. Voor het eerst in de geschiedenis ziet Europa burgers niet louter als individuele consumenten of beleggers, maar als volwaardige partners in de energietransitie met rechtstreekse toegang tot de energiemarkt en de hernieuwbare energiebronnen.
“Het is niet realistisch om te blijven zeggen dat we onze uitstoot nog wat langer gaan aanhouden als je ziet in wat voor sneltempo het klimaat aan het veranderen is”
Daartussen zitten echter België en Vlaanderen, die amper mee zijn met een transitieverhaal mét draagvlakmodel. In de nieuwe beleidsverklaring staat dat men naar 32 procent minder CO2 uitstoot willen gaan, maar het plan moet wel ‘realistisch en betaalbaar’ zijn. Maar het is niet realistisch om te blijven zeggen dat we onze uitstoot nog wat langer gaan aanhouden als je ziet in wat voor sneltempo het klimaat aan het veranderen is.
Je moet er nu iets aan doen. Een grote fout die gemaakt wordt, is dat investeringen in hernieuwbare energie benoemd worden als een kost. Ok, het gaat om grote bedragen maar het is een investering en het brengt meer op dan het kost! En dat schijnt men nu te vergeten… Om de Europese doelstellingen tegen 2030 te halen, moet Vlaanderen de komende 10 jaar ongeveer 1000 windturbines op land bijbouwen en daarnaast ook de Noordzee volbouwen.”
Is dat haalbaar?
“Tuurlijk! Er staan nu 500 windturbines in Vlaanderen en het laatste jaar zijn er maar 25 bijgebouwd waarvan 6 in Eeklo, verschrikkelijk weinig. Duizend windturbines lijkt veel, maar eigenlijk is dat niet veel: er zijn 300 gemeenten in Vlaanderen, dat zijn dus 3 turbines per gemeente. Eigenlijk moeten we heel Vlaanderen brengen naar de toestand van Eeklo 20 jaar geleden. Toen werden in Eeklo de eerste 3 windturbines gebouwd samen met de bevolking. Wanneer elke gemeente dit zou doen, dan haalt Vlaanderen haar klimaatdoelstelling mét draagvlak én lokale meerwaardecreatie!
De burgercoöperaties zijn bereid om ze alle 1000 te bouwen, het geld is er. Een windturbine bouwen kost gemiddeld 3 miljoen euro, we hebben dus 3 miljard euro nodig. Dat is slechts anderhalf procent van wat er nu op Belgische spaarboekjes staat. Dus de burgercoöperaties zeggen aan Vlaanderen: ‘Beslis iets. Geef gemeenten de hefbomen én de doelstelling om die 3 windturbines samen met de bevolking te bouwen tegen 2030.’ Het enige wat wij burgercoöperaties nodig hebben, is wat medewerking van de regering en van de commerciële ontwikkelaars die ons momenteel tegenwerken omdat ze burgerparticipatie blijven zien als inperking van hun marktaandeel.
De Nederlanders gaan nog een stap verder met hun nieuwe klimaatakkoord. Ontwikkelaars die de wind niet willen delen, worden door de lokale gemeenschap verbannen naar de woestijn, waar plaats is voor ontwikkelaars die windturbines willen bouwen zonder draagvlak omdat er geen mensen wonen. Daar kunnen wij Belgen nog iets van leren!”
© Sanne Stassijns