De sectororganisatie voor windenergie in Nederland ging eens gluren bij de buren en bracht een artikel over de energietransitie in België. En daarvoor kwamen ze bij Ecopower terecht. En bij Dirk Vansintjan, mede-oprichter van Ecopower, lid van ons bestuursorgaan en voorzitter van de Europese federatie voor energiecoöperaties REScoop.eu. Liesje Harteveld en Titia van Leeuwen van ODE Decentraal interviewden hem en schreven dit interessante artikel. Je kan het originele artikel ook op Issuu bekijken.
In het Europese overzicht van het aandeel duurzame energie van de totale elektriciteitsproductie staat Nederland, op Luxemburg na, onderaan. België doet het iets beter en staat twee plaatsen hoger op de lijst, maar bungelt dus net als Nederland onderaan. Reden voor WindNieuws om eens op onderzoek uit te gaan bij onze zuiderburen. We spraken met Dirk Vansintjan, bestuurder en mede-initiatiefnemer van Ecopower, met meer dan 59.000 leden de grootste duurzame- energiecoöperatie van België en een van de grootsten van Europa. Hij is daarnaast voorzitter van REScoop.eu, de Europese federatie van burgerenergiecoöperaties.
In België is de regelgeving rondom energie regionaal georganiseerd.” vertelt Vansintjan als wij vragen om hernieuwbare energie in België. “Op het gebied van energie is alleen hoogspanning, offshore wind en kernenergie en het bijbehorende afval federaal geregeld. België is ingedeeld in drie regio’s: Vlaanderen, Brussel en Wallonië.” Vansintjan vertelt dat het daardoor voor Ecopower, dat voor- namelijk op Vlaanderen gericht is, lastig is om op landelijk niveau met duurzame energie aan de slag te gaan. “We hebben te maken met afwijkende regelgeving voor hernieuwbare energie in de verschillende regio’s. De ondersteuningsmechanismen zijn wel hetzelfde. België heeft een systeem van verhandelbare groenestroomcertificaten, maar deze zijn niet inwisselbaar. Dus ik kan een Waals groenestroomcertificaat niet in Vlaanderen gebruiken. Ze hebben ook verschillende waarden.
Met offshore wind doet België het heel goed. Wat er nu staat, is nog maar de helft van wat België wil doen, maar energie- coöperaties hebben geen rol in offshore wind, onze burgers kunnen daarin niet participeren. het Meewindfonds dat het voor burgers mogelijk maakt om te investeren in Belgische windparken op zee is een Nederlands fonds en richt zich helaas niet op de Belgische burgers.
Er zijn 15 hernieuwbare-energiecoöperaties in Vlaanderen en er zijn vijf opstartende coöperaties. Verder is er nog een negental Lichtgroepen (‘Lokaal Initiatief voor een Coöperatieve Hernieuwbare energie Transitie', duurzame burgerinitiatieven in Vlaams-Brabant begeleid door o.a. Ecolife en Ecopower, red.). De meeste nieuwe coöperaties zijn bezig met het opstarten van projecten met zonnepanelen op gemeentehuizen of scholen. Ook zijn er heel veel bezig met elektrische deel- mobiliteit. In Wallonië zijn ongeveer evenveel coöperaties en daar zijn ze pas twee jaar geleden samen begonnen met de levering van elektriciteit.”
“We zitten hier aan de tafel waarrond de coöperatie Ecopower is ontstaan,” vertelt Vansintjan wanneer we meer willen weten over het begin van deze, wel hele grote, burgercoöperatie. “Mijn vrouw en ik wilden na onze studie begin jaren ‘80 buiten Leuven gaan wonen. We zochten een boerderij om te gaan tuinieren of zelfs biologisch te gaan boeren. We vonden geen boerderij, maar een oude watermolen. Dat was een beschermd monument. We wonen hier nu met negen huishoudens rond het erf van de molen.
Het is een monument dus we kregen subsidies van de overheid.Wat bleek: de molen wekte tussen 1907 en 1947 elektriciteit op voor de straatverlichting en de woningen in het dorp. De turbine die voor de elektriciteitsopwekking zorgde, was er nog en moest ook gerestaureerd worden van de Vlaamse dienst Monumentenzorg. het zou 4,5 miljoen frank kosten om de turbine te restaureren. het aankoopbedrag voor het hele complex was beduidend minder en dat brachten we samen met familie en sympathisanten. De restauratie werd gecoördineerd door een organisatie met ervaring in industriële archeologie.
Omdat we zochten naar financiering voor de turbine, richtten we in 1991 Ecopower op: een coöperatie die niet alleen de waterkrachtcentrale in Rotselaar financierde, maar ook andere projecten. sinds 1995 produceren we hier groene stroom. Veel te veel voor onszelf. Om de overtollige stroom kwijt te raken, zijn we gaan praten met de distributienetbeheerder. We wilden weten hoeveel ze zouden betalen per kWh. Maar zij zeiden dat we hen moesten betalen om de stroom aan het net te kunnen leveren. uiteindelijk hebben we een regeling verkregen dat we 1 Belgische frank per kWh kregen voor onze stroom. Dat leverde een half miljoen per jaar op. Daardoor werd het interessant om de restauratie van de turbine te financieren.
We waren dolblij! Maar het was nog niet genoeg om te kunnen investeren in windmolens en zonneprojecten. Dus hebben we aangegeven dat we meer wilden. Eind jaren ‘90 kregen we 2 ‘groene franken’ per kWh. Vervolgens konden we beginnen met windturbines. Wij waren een van eersten in België die daarmee aan de slag gingen. In 2001 hebben we in Eeklo drie windturbines geplaatst. Twee van 1,8 MW en een van 600 KW. Dat was toen het grootste windpark in Vlaanderen.
In Eeklo was het destijds een openbare aanbesteding. De stad zocht een ontwikkelaar voor windenergie op hun eigen gronden. Voordat ze de aanbesteding deden, hadden ze daar een heel participatief traject doorlopen met de bevolking. Ze waren bijvoorbeeld ook met de bus naar Nederland gegaan om windturbines te bekijken en te beleven. Onderdeel van de aanbesteding was in welke mate de burgers zouden kunnen participeren. Wij wonnen, onder meer omdat wij 100 procent participatie boden. Dat was een unieke kans, een mijlpaal in ons bestaan!
Er staan inmiddels in België al heel wat windturbines op land, het wordt dus steeds moeilijker om goede locaties te vinden, want er wonen hier overal mensen. Vroeger waren er afstandsregels in Vlaanderen, vandaag wordt de afstand tot huizen bepaald door de impact van slagschaduw en geluid. En Vlaanderen is heel dicht bebouwd. Daarnaast is er nog de ‘wind rush’. Grote ontwikkelaars hebben al veel grondeigenaren speculatief onder contract gebracht. Dat alles maakt het voor ons als burgercoöperatie erg lastig om locaties te vinden.
Toch biedt het coöperatieve model kansen: als een gemeente een project wil op eigen grond, biedt een ontwikkelaar die lokale burgers volop laat participeren een meerwaarde. In Vlaanderen is sinds kort een ‘omgevingsvergunning’ ingevoerd. Eens je die hebt, blijft die gelden. Daarom is het belangrijk om projecten in coöperatieve handen te krijgen. Wij beschouwen wind als ‘gemeengoed’, een bron waar iedereen van moet kunnen meegenieten. Dat sluit mooi aan bij het coöperatieve model. Wat we nu proberen te doen, is de wind ook formeel als gemeenschappelijk goed te laten erkennen. In België heb je een concessie van de overheid nodig om bijvoorbeeld grind of steenkool uit de ondergrond te halen. Wij willen dat dat voor de wind in Vlaanderen gelijkaardig geregeld wordt. De wind is een gemeenschappelijk goed waar de overheid voorwaarden aan zou moeten verbinden over bijvoorbeeld de opbrengst voor de lokale gemeenschap.
In Wallonië is er al een richtlijn van het Waalse parlement, maar die moet nog wel door de Waalse regering worden bekrachtigd in een decreet. De Waalse richtlijn stelt dat projectontwikkelaars hun projecten 50-50 moeten delen met gemeenten en/of met burgers. Dat is ook wat wij vragen in Vlaanderen. in Wallonië delen de projectontwikkelaars al veel vaker dan in Vlaanderen hun projecten met de gemeenten en de burgers. intussen hebben al zo’n 30 gemeentebesturen een beslissing genomen die dat ondersteunt: zij vragen aan projectontwikkelaars om hun project open te stellen, van 20 tot 50 procent.
Een van de redenen dat we vinden dat we dat kunnen eisen is, dat het hele Belgische ondersteuningsmechanisme voor hernieuwbare energie wordt betaald via de elektriciteitsrekening van de Belgische huishoudens. Het groenestroomcertificaten-systeem wordt doorberekend in de tarieven voor elektriciteit en dat is een flinke hap op de rekening. Ik denk meer dan een vierde van de prijs.
Burgers, die laagspanning gebruiken, betalen zo 90 procent van het hele systeem, bedrijven die op midden- spanning zitten betalen maar een klein beetje en bedrijven op hoogspanning, die 75 procent van de energie gebruiken, betalen er helemaal niets aan mee. Zoals in veel landen, is het dus hier ook zo dat de kosten van de energietransitie voor en groot deel op rekening komt van de burgers. En als wij 90 procent van de transitie kunnen betalen, dan kunnen we toch ook wel 50 procent eigenaar zijn.
De helft van de gemeentebesturen in Vlaams-Brabant heeft al besloten dat ze willen dat de projectontwikkelaars die wind- of zonprojecten op hun grond ontwikkelen, 50 procent moeten af- staan aan burgercoöperaties. Dit heeft geen juridische waarde, maar het is een duidelijk signaal dat ze dat willen. Het is belangrijk om die winsten zo lokaal mogelijk te houden, want dat genereert ook geld voor lokale investeringen in het kader van de energietransitie in onze gemeenten. We kunnen in heel Europa met hernieuwbare energie de rurale streken nieuwe impulsen geven, maar dat kan alleen als de windturbines van de burgers zijn.
Ecopower werkt met kapitaal dat de leden inbrengen. Leden leggen minimaal 250 euro in (een aandeel). Leden kunnen als ze dat willen ook elektriciteit afnemen. Na elke periode zes jaar kun je uittreden, maar je blijft wel aandeelhouder zo lang je klant blijft. Op je aandeel krijg je dividend als er winst is. Maar dat is niet het hoofddoel. het hoofddoel is: mensen laten investeren in hun eigen energieproductie en ervoor zorgen dat ze, tegen kostprijs, eigen stroom kunnen afnemen. Dividend is mooi meegenomen, soms is dat zes procent, maar soms ook nul. Onze leden komen niet voor het dividend naar Ecopower. Onze leden gebruiken jaar na jaar minder energie: gemiddeld 1680 kWh per jaar, terwijl het gemiddelde in Vlaanderen het dubbele is.
“De scholieren hebben klimaat zeker op de agenda gekregen.”
Dat komt omdat 44 procent van onze leden zonnepanelen heeft geplaatst, maar ook omdat de mensen betere, efficiëntere apparaten hebben aangeschaft zoals led-verlichting of bijvoorbeeld een betere ijskast. het verbruik loopt jaar na jaar bij iedereen terug, ook bij leden zonder zonnepanelen. Dat is overigens niet alleen bij onze coöperatie zo, dat zien we bij meerdere coöperaties in Europa. Als klanten zich aanmelden, dan is een van onze eerste vragen: ‘wat is uw verbruik?’ Als dat heel hoog ligt, dan vragen onze mensen door om erachter te komen waar dat aan ligt. Leden krijgen vanaf het eerste contact advies over energie-efficiëntie.”
Volgens Vansintjan heeft het klimaat bij de Belgische overheid geen hoge prioriteit. “We zien dat op belangrijke overleggen de
klimaatministers (van Vlaanderen, Wallonië en Brussel, red.) afwezig zijn en zich laten vervangen door een lagere ambtenaar. Ook op Europees niveau is men vaak afwezig of stuurt men een lagere ambtenaar omdat men bijvoorbeeld niet met elkaar overeengekomen is, of niet tijdig overeengekomen. Er zijn wel wat aanzetten voor klimaatplannen, maar een brede consultatie zoals in Nederland is in België niet gebeurd. In Vlaanderen zijn burgertafels georganiseerd en aan de uitkomsten daarvan kan ik zien dat veel van onze leden daaraan hebben deelgenomen.”
"We kunnen in heel Europa met hernieuwbare energie de rurale streken nieuwe impulsen geven, maar dat kan alleen als de wind- turbines van de burgers zijn."
“Wij hadden in Nederland juist een positief beeld gekregen over de energietransitie in België, door de klimaatstakingen van scholieren,” leggen wij toch een beetje verbaasd voor. “De scholieren hebben klimaat zeker op de agenda gekregen, beaamt Vansintjan. “Het thema van de verkiezingen van mei 2019 was niet migratie en veiligheid, maar sociale zekerheid en klimaat. Zo hebben de jongeren zeker iets teweeggebracht.”
Gevraagd naar de reden om de Europese federatie REScoop op te richten, antwoordt Vansintjan: “Min of meer bij toeval waren we in contact gekomen met een nieuwe Franse groenestroomleverancier, ook een coöperatie: Enercoop. Al snel bleek dat ze onze hulp nodig hadden. Ze hadden een bankwaarborg nodig om stroom te kunnen leveren, maar vanwege de crisis wilde de bank dat niet afgeven. Samen met de Triodosbank en de alternatieve financier La Nef, hebben we hen een bankwaarborg kunnen geven zodat zij toch goed van start konden gaan. We realiseerden ons toen dat er meer coöperaties moesten zijn. Dus na een studiedag hebben we op internet gezocht naar coöperaties in Europa en we vonden er zo’n dertig. Vervolgens hebben we bij de Europese Commissie een onderzoeksvoorstel ingediend: REScoop 20-20-20. Een van de resultaten was de oprichting van de federatie REScoop.eu in 2013. Het doel van de federatie is om op Europees niveau te zorgen dat wat wij als coöperaties doen, de nodige ruimte krijgt van de regelgevers. En daarnaast onze leden in de lidstaten helpen met een goede
implementatie van deze regels. In landen waar geen coöperaties zijn willen we best practices aan burgers aanreiken om ze te stimuleren ook met coöperaties aan de slag te gaan. Europa laat heel veel interpretatieruimte open bij de implementatie van hun regelgeving. Vanuit de Europese federatie kunnen we overzicht houden van die implementatie in de lidstaten en goede voorbeelden verzamelen voor landen waar het niet goed gaat.
Bij de nieuwe Europese richtlijnen voor hernieuwbare energie hebben we met succes gelobbyd voor burgerrechten en een definitie van energy communities in de regelgeving. Het gaat soms maar om kleine woordjes in die regelgeving. Eerst ging het om local energy communities, maar daarbij was niet duidelijk genoeg dat het hier niet om bedrijven ging. Op het allerlaatste moment heeft REScoop.eu het woordje local (lokaal) weten te vervangen door citizen (burger). Elke lidstaat moet nu een plaats ruimen in zijn energiemarkt voor citizen energy communities. Daar zijn we erg blij mee, maar hoe de lidstaten dat implementeren verschilt nogal. Het ene land is daar terughoudender in dan het andere. De culturen en de kennisniveaus zijn ook erg verschillend. Tot nu toe sprak men over burgers als consumenten, maar nu hebben burgers met bijvoorbeeld zonnepanelen rechten en plichten, want ze zijn deelnemers op de energiemarkt. Dat betekent ook dat burgers een vergoeding moeten krijgen als hun acties bijvoorbeeld helpen om het net in balans te houden. Dat is enorm! Dat we dat bekomen hebben,” besluit Vansintjan tevreden.